Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ8745

Datum uitspraak2004-09-01
Datum gepubliceerd2004-09-01
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200402180/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 12 december 2002 heeft appellant aan [vergunninghoudster] vergunning verleend voor het slopen van een voormalig woonhuis met kantoren aan de [locatie] te Haarlem.


Uitspraak

200402180/1. Datum uitspraak: 1 september 2004 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: het college van burgemeester en wethouders van Haarlem, appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 28 januari 2004 in het geding tussen: de Stichting Landschap, Architectuur en Stedenbouw, gevestigd te Haarlem en appellant. 1.    Procesverloop Bij besluit van 12 december 2002 heeft appellant aan [vergunninghoudster] vergunning verleend voor het slopen van een voormalig woonhuis met kantoren aan de [locatie] te Haarlem. Bij besluit van 10 juli 2003 heeft appellant het daartegen door de Stichting Landschap, Architectuur en Stedenbouw te Haarlem (hierna: de stichting) gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Bij uitspraak van 28 januari 2004, verzonden op 2 februari 2004, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het daartegen door de stichting ingestelde beroep gegrond verklaard en de beslissing op bezwaar, voor zover bestreden, vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 8 maart 2004, bij de Raad van State ingekomen op 12 maart 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 6 april 2004. Deze brieven zijn aangehecht. Op 10 mei 2004 is een reactie van [vergunninghoudster] ontvangen. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 augustus 2004, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. J.C.W. de Saivage Nolting, advocaat te Ter Aar, is verschenen. Tevens is gehoord [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door mr. M.A.M. Dieperink, advocaat te Amsterdam. 2.    Overwegingen 2.1.    Ingevolge artikel 6:7, gelezen in samenhang met artikel 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) moet een bezwaarschrift worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekend gemaakt. Een bezwaar- of beroepschrift is ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in haar uitspraak van 24 december 1998, no. E03.96.1189, AB 1999/308), moet er in geval van afgifte van een bezwaarschrift bij het orgaan dat daarop moet beslissen, in beginsel van worden uitgegaan dat dit geschrift bij het orgaan is ingekomen op de datum die is vermeld op het stempel dat er bij binnenkomst op is geplaatst. Dit beginsel lijdt slechts uitzondering indien de aanbieder aannemelijk maakt dat het geschrift eerder is binnengekomen. 2.2.    Het besluit van 12 december 2002 is bekend gemaakt door toezending op 12 december 2002 aan [vergunninghoudster] en aan de indieners van een zienswijze tegen de vergunningaanvraag, zodat tot en met 23 januari 2003 een bezwaarschrift tegen dat besluit kon worden ingediend.    Het op 22 januari 2003 gedateerde bezwaarschrift, dat niet per post is verzonden maar in de brievenbus van het gemeentehuis is gedeponeerd, is blijkens het daarop aangebrachte stempel op 24 januari 2003 bij de gemeente ontvangen en mitsdien na afloop van de termijn. De enkele uit de stukken blijkende omstandigheid dat de brievenbus van het gemeentehuis slechts éénmaal per dag om 7.30 uur wordt gelicht, is op zichzelf onvoldoende grond voor het oordeel dat het bezwaarschrift vóór het einde van de termijn is ingediend. Ook anderszins heeft de stichting dit niet aannemelijk gemaakt.    Het bezwaarschrift van de stichting is derhalve, zij het op andere grond, terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft dit miskend. 2.3.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond verklaren. 2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.    verklaart het hoger beroep gegrond; II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 28 januari 2004, Awb 03 - 1422; III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Tulmans, ambtenaar van Staat. w.g. Van Dijk    w.g. Tulmans Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 1 september 2004 291